Drie
bij één
(Eerder gepubliceerd in Mijn Opinie nr. 8, juli/augustus 1987)
|
Ik werd er een beetje door verrast. Als een sneltrein rende
hij in het rond. Het leek of hij de weg kwijt was. Steeds keerde hij weer
op hetzelfde punt terug. Soms stond hij even stil. Misschien had hij iets
gevonden. Ik kon het hem niet vragen. Dan snelde hij weer verder.
Zijn kleine pootjes bewogen zich over het plastic boodschappentasje als
drie paar schaatsen over een ijsbaan. Zijn minuscule antennes draaiden
zijn kopje steeds weer in een andere richting. Plots scheen hij zijn
evenwicht te verliezen, en hij buitelde ondersteboven. Op zijn rugje bleef
hij liggen spartelen. Aan het plastic had hij geen houvast. Ik zette mijn
vinger onder het tasje en wipte hem om. Verschrikt bleef hij een poos
zitten. Ik probeerde hem door zacht wiegen van het plastic weer in
beweging te krijgen, maar het duurde een tijdje voor hij door scheen te
krijgen, dat hij van mij geen kwaad had te verwachten. Zijn antennetjes
waren angstig naar achter gevouwen, maar kwamen nu weer naar voren.
Zijn glanzend bruine schildje fascineerde me, maar ook zijn bewegingen.
Wat was hij aan het doen? Zocht hij iets te eten? Ik kon het niet zien.
Zijn nietige pootjes vormden een opeenvolging van razend snel heen en weer
gaan, en dan weer roerloos stil staan. Was hij het zoveelste "stuk
ongedierte" dat onze gezondheid bedreigt, of juist een bestrijder van
zulk gedierte? Wie zal het me zeggen?
Terwijl ik mijn gedachten hierover op papier zet, raast hij achter me
verder. Als ik me omdraai, is hij verdwenen. Zal ik hem ooit terugzien?
Misschien wordt hij een prooi van mijn poezen, of trap ik er zonder erg
een keer op. Van mij mag hij nog lang leven, dat leuke kleine bruine
kevertje van drie bij één millimeter.
Jan Kruizinga |