| |
Kerstmis 2001
Ik word gewekt door de storm die tegen de ramen van de serre beukt. De regen
klettert in de vensterbank. De afvoerpijp maakt overuren. Af en toe valt er een
druppel in de vensterbank, die door de harde wind gewoon langs de ruiten wordt
geperst. Jozef gaat de zaak onderzoeken.
Even later is het feest. Zouden de katten voelen dat er een eind is gekomen aan
de massaslachting van kalkoenen, herten en zebra's? Gisteren nog probeerde een
duif bij me naar binnen te vliegen, toen ik eten naar buiten gooide. Bang om ook
geslacht te worden, of had hij de storm voelen aankomen?
Ik lig nog in bed. Met donderend geraas komt de veel te zware, achtien jaar oude
Dikkie Dik de kamer binnenstormen, op de hielen gezeten door de nog jonge
kater Jozef. Dikkie Dik springt op bed en vermorzelt met zijn sprong naar de
vensterbank terloops mijn benen. Jozef heeft al weer een ander slachtoffer
gevonden. Ram bam bam bam bam gaat het de trap op. In de kamer boven me zit er
een de grote trom te bespelen. Een drumband doet het niet beter.
De storm raast door. Als hij wat minder wordt, val ik weer in slaap en ik droom.
Ik loop met mijn boodschappenwagentje een hoop rommel te versjouwen. Halverwege
een smal, modderig bospaadje bedenk ik ineens dat ik nog een auto heb. Keren
gaat met het karretje vol spullen niet. Ik moet eerst alles afladen, het
karretje keren en weer opladen. Uiteindelijk kom ik met mijn vracht bij mijn
rode Volkswagen aan. Ik weet niet meer wat ik met de rommel wilde doen en zet
het even op de stoep.
Ik zie een kennis en loop er heen voor een praatje. Als ik terugkom zijn
mijn rommel en mijn rode Volkswagen gestolen. Verdwaasd kijk ik rond. Dan
word ik wakker. De storm is geluwd. Naast me liggen Toontje en Isolde. Dikkie
Dik ligt op mijn benen, waar ik nu geen beweging meer in krijg. Ik geef Toon en
Isolde een knuffel, die door beiden wordt beantwoord met liefdevolle kopstootjes
tegen mijn voorhoofd. Clarissa ontdekt dat ik wakker ben en komt ook haar
knuffel halen.
Het wordt licht buiten. De duiven fladderen zenuwachtig rond. Er ligt nog geen
eten. Dat kon ik gisteren met die harde wind niet gooien, want dan komt alles
bij de buren terecht. Ik ga mijn bed uit en gooi een paar bakken duivenvoer uit
het raam. Een vijftigtal duiven strijkt neer op het plat. Ik ga naar beneden,
doe de gordijnen open en kijk uit het raam. Er staat geen rode Volkswagen .....
Jan Kruizinga
|